Inleidend woord
Van dag tot dag zal ik teruggaan naar de uren van horror en angst die we in meer dan een maand hebben moeten doorstaan, op het front met de Amerikaanse en Duitse troepen tijdens het Ardennenoffensief.
De data zullen misschien niet van dag tot dag juist zijn, maar dat is niets in vergelijking met wat we hebben meegemaakt, want tijdens deze donkere periode was de kalender een nutteloze luxe, omdat we heel vaak niet wisten welke dag van de week het was.
De gebeurtenissen worden met bloedletters geschreven en worden op een onuitwisbare manier in ons geheugen gegrift. Het is onmogelijk om op een perfecte manier te beschrijven, welke sfeer en terreur er heerste in de Ardennen tijdens deze eindeloze weken.
Angst en terreur domineerde al deze ongelooflijke tragedies, welke helaas waar zijn.
Ik wil deze pagina’s niet tot literatuur maken, noch overdrijven. We kunnen zoveel waarheidsgetrouwe verhalen lezen, maar de lezer moet als doel hebben om dit verhaal als een monument te zien.
Legers, regimenten, afdelingen, en zelfs de aanwezigheid van de soldaten van de twee legers zullen altijd hun eigen pagina’s van glorie hebben. De verslaggevers van de verschillende kranten verzonden sensationele informatie van dag tot dag, min of meer gevarieerd. Maar wat geschreven staat zal binnen een paar jaar geschiedenis worden genoemd.
De legers hadden veel slachtoffers, de ongelukkigen bleven zwak en van velen hebben we helaas de naam vergeten. Maar vroeg of laat zal verteld worden over de namen van de soldaten van het 1ste leger, het 3de leger, Bradley, Hodge, Patton, enz ... het blijven voor ons de namen van glorie. We zullen ze met veel sympathie onthouden. Als een Duitse naam wordt herinnerd zal dit zonder sympathie zijn, want de haat zal lang duren.
Wat ik schrijf is geen geschiedenis, zelfs niet die van een dorp, maar het gebeurde wel hier in die weinige huizen die er nog stonden.
Het is dun, ik weet het, het is zonder enige pretentie.
Cécile Gérard (1917 – 1987)